20220622 153917

Intercropping als oplossing tegen bladluis in sla nog niet bewezen

Santoline en Alyssum zijn planten die in bloei effecten tonen op bladluizen en hun natuurlijke vijanden. In twee veldproeven is getest of ze in een intercroppingstrategie in de teelt van sla mogelijkheden bieden als controletechniek tegen bladluizen. De resultaten gaven geen duidelijk antwoord maar tonen wel aan dat een snelle interventie van natuurlijke vijanden de sleutel blijft tot een zero-fyto-oplossing.

Bladluisbeheersing is voor elke slateler een prioriteit. Een zware aantasting kan de kroppen onverkoopbaar maken. Bovendien kunnen bladluizen ook virussen overdragen die bijkomende economische schade kunnen veroorzaken. De slaluis (Nasonovia ribisnigri) en de groene perzikluis (Myzus persicae) zijn de twee meest voorkomende bladluissoorten in sla. Als bioteler kan je volgende maatregelen nemen om ze onder controle te houden: kies voor rassen met een hoge Nasonoviaresistentie (Nr), bevorder de natuurlijke vijanden door bloeiende planten te voorzien en/of behandel met een van de toegelaten middelen als de bladluisdruk toeneemt. De teelt afdekken met fijnmazig insectengaas is ook een optie, maar de effecten hiervan in verschillende slateelten zijn nog onvoldoende gekend.
Om te voldoen aan de huidige markt- en milieunormen is er nood aan een duurzame, langetermijnstrategie voor de beheersing van bladluizen in de slateelt. Binnen het Interregproject ‘Zéro-Ph(f)yto F&L(G)’ zoeken we mee naar oplossingen voor deze problematiek.

Twee plantensoorten met potentiële effecten tegen bladluis

Intercropping met planten die het zoekgedrag van plagen beïnvloeden of natuurlijke vijanden in het gewas bevorderen, biedt potentieel als zero-fyto-beheersingsstrategie. Voor dit onderzoek kozen we twee plantensoorten uit om toe te passen in een ‘intercropping’-systeem met kropsla als hoofdgewas: Santoline of heiligenbloem (Santolina chamaecyparissus) en Alyssum of zilverschildzaad (Lobularia maritima). Beide soorten zijn van mediterrane oorsprong en hebben een lange bloeiperiode.
Literatuuronderzoek en ervaringen van telers wijzen voor beide soorten op interessante eigenschappen die kunnen helpen bij de beheersing van bladluizen. Essentiële oliën afkomstig van Santoline tonen in meerdere studies een afstotend of negatief effect op bladluizen. Of dit effect ook via de vluchtige componenten kan werken als de planten tussen een gewas staan, is nog niet aangetoond. Alyssum blijkt nuttig voor natuurlijke vijanden. De bloemen trekken vooral zweefvliegen en roofwantsen aan en bevorderen hun reproductie en activiteit.

Twee intercroppingproeven in kropsla met parallelle proefopzet

Het PCG en Inagro hebben in 2022 Alyssum en Santoline als 'tussenplant' getest in een teelt van kropsla. De eerste proef werd aangelegd in een koepelserre op het PCG waar op 1 maart 2022 sla van het ras Shanaia (Rijk Zwaan) is geplant. Bij Inagro is later in het seizoen dezelfde proef aangelegd in een openluchtteelt. Daar is op 25 mei het ras Analotta (Vitalis) geplant. Beide rassen bezitten geen Nr-resistentie.
De bedoeling was om in beide proeven dezelfde intercroppingplots aan te leggen. Als patroon voor het intercroppingsysteem kozen we ervoor om een bepaalde hoeveelheid slaplanten te vervangen door Alyssum of Santoline. In dergelijke teeltconfiguratie gedijen de intercropplanten goed zonder de slaplanten te verdringen of hun omvang te reduceren. Voor Santoline zijn drie verhoudingen getest waarvan er twee in elke proef lagen: 1/3, 1/4 en 1/6 van de slaplanten vervangen door Santoline. Alyssum werd uiteindelijk alleen bij Inagro getest aan een verhouding van 1/10. Het PCG zaaide de Alyssum begin februari in potten maar tegen de planting van de sla in tunnel waren de planten nog niet groot genoeg om in de teelt op te nemen.
In de openluchtproef bij Inagro lagen er ook nog twee extra monocropobjecten aan. Eén waar de sla werd afgedekt met fijnmazig insectengaas (type ‘Ornata addu 5080’ van Howitec) en een ander waarin een bladluisbestrijding met een erkend biopesticide is toegepast. Deze objecten gelden als vergelijkende referentiepraktijken voor bladluisbeheersing in de bioteelt van sla.


20220624 zfproef ksl foto1 b20220624 zfproef ksl foto2 b20220624 zfproef ksl foto3 b

 

 

 

 

 

 

 

 

De drie intercropping objecten in de proef in openlucht kropsla. Links: 1/4 Santoline; midden: 1/6 Santoline; rechts: 1/10 Alyssum (Inagro, 24 juni 2022)

Effect meten = bladluizen en natuurlijke vijanden tellen

Het opvolgen van de populaties bladluizen en hun natuurlijke vijanden in het gewas was de belangrijkste beoordeling in de proeven. In de koepelserre gebeurde dit door wekelijkse tellingen op vangplaten en het tellen van de aantallen bladluizen, de bladluismummies en predators op vijf planten per plot. In de proef in openlucht werden drie tellingen uitgevoerd: een eerste, niet-destructieve en vervolgens twee destructieve tellingen. Bij de laatste telling sneden we tien planten per plot uit om per krop het aantal bladluizen en de aanwezige natuurlijke vijanden op de bladeren te tellen. In beide proeven zijn ook de opbrengstgegevens bepaald. De proef in tunnel werd geoogst op 22 april en de proef in openlucht op 4 juli.

Lage bladluisdruk in de voorjaarsteelt

In de proef op het PCG bleef de druk van de slaluis algemeen laag en de groene perzikluis stak pas laat de kop op. Vlak voor de oogst, op 21 april, telden we in de onbehandelde controle minder dan vier bladluizen per plant. De intercroppingobjecten met Santoline gaven hier geen significante verschillen. Tijdens deze vroege voorjaarsteelt kwam de Santoline echter nog niet tot bloei. Omdat de productie aan vluchtige organische stoffen hierdoor mogelijk nog niet maximaal was, kneusden we wekelijks de planten om de verspreiding van vluchtige stoffen uit de essentiële oliën te stimuleren. Over een eventueel afwerende werking op bladluizen kunnen we op basis van onze resultaten niets besluiten. De intercropping met Santoline bleek in deze proef geen effect te hebben op het stukgewicht van de geoogste kroppen.

Hoge bladluisdruk bij de openluchtteelt in juni

In de proef in openlucht waren zowel intercroppingplots met Santoline als met Alyssum aangelegd. In de eerste twee weken van de teelt bleef de bladluisdruk laag. Daarna bouwde de populatie op onder invloed van gunstige, droge omstandigheden. Op 24 juni, een maand na planten, telden we gemiddeld 19 tot 26 bladluizen per krop in de onbehandelde monocropplots (Figuur 1). In de intercroppingplots met 1/6 Santoline en 1/10 Alyssum telden we gemiddeld meer bladluizen per plant maar de verschillen waren niet significant. Op 27 juni voerden we een behandeling uit met Raptol in het fyto-referentieobject (monocrop). Een week later is de proef geoogst en telden we opnieuw de bladluizen op de geoogste kroppen.

Ptn bladluistelling kropsla inagro fig1

Figuur 1: Gemiddeld aantal bladluizen per krop in de kropsla proef in de openluchtproef (Inagro, 25 mei tot 4 juli 2022)

Natuurlijke vijanden van tel

In de controle daalde het aantal bladluizen naar gemiddeld elf per krop bij oogst. Geen enkele behandeling zorgde finaal voor een lagere bladluisdichtheid in de geoogste kroppen. In alle niet-afgedekte objecten was er een goede natuurlijke onderdrukking en vonden we bij oogst predators of geparasiteerde bladluizen op de planten. Gemiddeld telden we per tien bladluizen ongeveer één aanwezige predator op de planten. We troffen voornamelijk zweefvlieglarven, adulte lieveheersbeestjes, eitjes van gaasvlieg, roofwantsen en spinnen aan. Daarnaast was gemiddeld 11% van de bladluizen geparasiteerd door sluipwespen (bepaald op basis van het aantal getelde mummies).
De getelde aantallen waren echter te laag en/of de variatie te groot om statistische verschillen waar te nemen tussen de objecten. In de intercropping met de bloeiende Alyssum zagen we wel een trend dat de predators in verhouding tot de bladluizen iets sterker vertegenwoordigd waren. In de objecten met Santoline vonden we een licht hogere parasitering. Als de Santoline en Alyssum effectief de natuurlijke bestrijders bevorderen, kan dit mogelijk ook de resultaten in het onbehandelde monocropobject positief hebben beïnvloed.

Bespuiting met pyrethrinen niet zinvol

Eén bespuiting met Raptol bleek in deze proef onvoldoende effectief om de bladluizen bij oogst te verminderen. De contactwerking van de actieve stof pyrethrine verzekert wel een reductie van de bladluizen op de plant, maar slechts op zeer korte termijn. Rekening houdend met de wachttermijn van zeven dagen blijkt deze zekerheid zeer wankel. Een eerdere gelijkaardige proef door Inagro in 2020 gaf hetzelfde resultaat: een eenmalige bespuiting met pyrethrinen één maand na planten en één week voor oogst, geeft je geen oogstproduct met minder bladluizen. Ook een meer intensieve inzet van pyrethrinen gaf geen beter resultaat.

Lagere kropkwaliteit onder insectengaas

Bij Inagro werd ook een object kropsla afgedekt met een fijnmazig gebreid insectengaas, Ornata addu 5080 (Howitec Netting). Het insectengaas kon de bladluizen tot eind juni goed uit het gewas houden. Nadien is in één van de vier plots de bladluisdruk toch kunnen exploderen. Het gaas tijdelijk afhalen en terug opleggen houdt dus altijd een risico in. De hele teeltduur afdekken met insectengaas blijkt bovendien de kropkwaliteit negatief te beïnvloeden: de kroppen waren groter, hadden minder omblad en vertoonden iets meer smet. Ook onder klimaatnet hebben we dit effect in een eerdere proef ervaren. Een buitenteelt van kropsla dek je dus beter niet af met fijn insectengaas of klimaatnet.

 

20220624 zfproef ksl foto4 b

Kropsla afgedekt met fijnmazig insectengaas (proef Inagro, 24 juni 2022) 

Geen uitsluitsel over intercroppingstrategie

De twee veldproeven gaven ons geen uitsluitsel of een intercroppingstrategie met Santoline of Alyssum een zero-fyto-oplossing biedt om bladluizen in kropsla te beheersen. Zowel in de vroege teelt in tunnel als in de zomerteelt in openlucht zijn in alle objecten marktbare kroppen geoogst met een acceptabel aantal bladluizen per krop. Sla telen zonder insecticiden in te zetten is dus mogelijk waarbij natuurlijke vijanden een onmiskenbare rol spelen. In een korte teeltduur van vijf tot zeven weken blijft het een uitdaging dit bestrijdingsleger zo vroeg mogelijk op te bouwen.

Om verder te gaan

Hieronder vindt u de referenties van interessante documenten als u dit thema wilt verdiepen:

Wetenschappelijke artikels :

  • Balmer, Oliver, et al. “Noncrop Flowering Plants Restore Top-down Herbivore Control in Agricultural Fields.” Ecology and Evolution, vol. 3, no. 8, 2013, pp. 2634–46, https://doi.org/10.1002/ece3.658
  • Laznik, Ž., Bohinc, T., Vidrih, M., & Trdan, S. (2012). Testing the suitability of three herbs as intercrops against the Allium leaf miner (Phytomyza gymnostoma Loew, Diptera, Agromyzidae) in onion production. Journal of Food, Agriculture and Environment, 10, 751–755.
     

sla intercropping groenteteelt bladluizen insectengaas